Collegiaal netwerk na heftige casuïstiek op SEH

Yes! Ik mocht weer aan de slag, ik had een heerlijke voorjaarsvakantie gehad maar had eigenlijk wel weer zin om te gaan werken.

Geen dag is hetzelfde op de Spoedeisende Hulp dus ik was benieuwd wat mij vandaag weer te wachten zou staan.

Ik begon mijn avonddienst rustig en zelf had ik niet direct patiënten waar ik voor moest zorgen. Nog geen kwartier later komt de coördinator naar mij toe: ‘Daphne er komt zo een kinderreanimatie,’ meteen was ik alert en verhoogde mijn hartslag.

Ik, het nog geen half jaar afgestudeerde guppy van de afdeling, ga nu mijn eerste kinderreanimatie meemaken van een jong kindje.

Vol alertheid en adrenaline begon ik alles voor te bereiden wat nodig was. De juiste materialen werden verzameld en medicatie werd opgetrokken. Snel zocht ik een ervaren collega die samen met mij deze reanimatie zou doen. De ambulance belde dat ze onderweg naar het ziekenhuis waren en dat ze helaas al 50 minuten aan het reanimeren waren.

Ik was mezelf ervan bewust dat een reanimatie die al 50 minuten aan de gang was vaak niet gunstig is voor een goede afloop.

Samen met mijn collega namen we nogmaals door of we alle juiste spullen hadden klaargelegd. Ik zei tegen mijn collega dat ik het best spannend vond, maar dat ik deze opvang graag wilde doen. Want helaas hoort deze casuïstiek ook bij het werken op de Spoedeisende Hulp. Mijn collega zei: ‘Daphne dit kan jij, probeer je af te sluiten want kindercasuïstiek komt vaak hard binnen.’

De kamer stroomde vol met alle nodige specialisten: Spoedeisende Hulp verpleegkundigen, anesthesie, de kindercardioloog, de intensivist, kinderverpleegkundigen, kinderartsen en ga zo maar door. Meteen voelde ik mezelf rustig worden; waar ik eerst alles alleen aan het voorbereiden was had ik nu een heel team om mij heen om alles uit de kast te halen voor dit kleine patiëntje.

Niet veel later kwam de ambulance met het kind binnenrijden. Nog steeds waren de ambulance verpleegkundigen aan het reanimeren. De reanimatie werd door ons overgenomen. Als een geoliede machine vervulde iedereen zijn taak. Tijdens alle georganiseerde chaos dacht ik nog: ‘Wauw, wat een teamwork.’

Helaas bleef een hartritme na een aantal blokken reanimeren op de Spoedeisende Hulp uit.

Nadat alle mogelijke reversibele oorzaken waren uitgesloten en ik de laatste compressies aan het kind gaf, besloten we gezamenlijk de reanimatie te beëindigen.

Ik voelde de grond van de aanwezige ouders onder hun voeten vandaan zakken terwijl het team de handen van het kind afhaalden. Het kleine lichaam werd direct met alle

toeters en bellen bij moeder op schoot gelegd. Ik dacht aan wat mijn collega mij voorafgaand aan de casus zei: ‘Probeer je af te sluiten.’ Tijdens de casus ging mij dit goed af, maar zodra ik het overleden kindje in de armen van zijn moeder zag liggen en de vader hevig geëmotioneerd stond te huilen lukte het me niet meer.

Ik voelde tranen opkomen, ik slikte een paar keer en toen nog maar een paar keer. Tijdens de debriefing met het team kwam de emotie eruit. Eigenlijk schaamde ik mijzelf hiervoor, ‘Jeetje je bent toch Spoedeisende Hulp verpleegkundige, dan moet je toch met deze emoties om kunnen gaan,’ waren mijn gedachten. Maar eigenlijk merkte ik al vrij snel dat het enorm opluchtte en alle adrenaline eruit kwam. Erover praten helpt en horen hoe andere aanwezigen het hebben ervaren, helpt ook.

Om deze reden hebben wij nu een aantal jaar het collegiaal netwerk op de afdeling. Collega’s die opgeleid zijn in het voeren van een collegiaal netwerk gesprek sturen een uitnodiging

om na 72 uur na het meemaken van de casus met elkaar in gesprek te gaan. In dit gesprek zal het niet gaan over hoe de opvang procesmatig is verlopen, maar is er aandacht voor hoe jij het hebt ervaren en hoe het nu met je gaat. Met behulp van een signaleringslijst kan er vroegtijdig een inschatting worden gemaakt hoe het met iemand gaat en of er mogelijk meer hulp nodig is voor de verdere verwerking.

Ik ervaar zelf het collegiaal netwerk als prettig. Het voelt veilig om je hart te luchten, doordat je een gesprek voert met iemand die er blanco in staat. Anders dan het peer support vanuit het ziekenhuis wordt dit gesprek gehouden met een ‘eigen’ collega die ook dit soort dingen heeft meegemaakt.

Achteraf hoop ik dat ik deze emoties na zulke heftige casuïstiek juist blijf ervaren en niet een afgestompte verpleegkundige word. Het tonen van emotie maakt mij geen ‘zwakke’ verpleegkundige en emoties mogen er zijn. Want, heel eerlijk, af en toe maken we als verpleegkundige of arts op welke afdeling dan ook de meest bizarre dingen mee.

Zodra ik thuis was ben ik bij mijn eigen kinderen van 2 en 4 gaan kijken. Toen de jongste mij alweer om 05:00 uur in de ochtend wakker kwam maken en tegen mij aan kwam liggen heb ik hem extra geknuffeld, zo zet deze casus alles weer even in een ander perspectief.